Portfoliodocumenten geven direct bewijs van jouw opgedane competenties, kennis en ervaring. Deze documenten zijn bijvoorbeeld:
- Je curriculum vitae (cv)
- School en studie:
- Certificaten, diploma’s en getuigschriften
- Cijferlijsten
- Overgangsbewijzen
- Betaald werk:
- Werkgeversverklaringen
- Arbeidsovereenkomsten
- Functieprofielen en beoordelingen
- Werkstukken en presentaties
- Vrijwilligerswerk en hobby:
- Verklaringen van georganiseerde evenementen, vrijwilligerswerk of verenigingsbesturen
- Verslagen van vergaderingen
Hierin beschrijf je aan de hand van de STARR-methode hoe je met bepaalde situaties omgaat, en toon je dus aan dat je relevante competenties bezit. Dit gaat met name over situaties en competenties die relevant voor het Ervaringscertificaat zijn, maar die niet met behulp van portfoliodocumenten aangetoond kunnen worden.
STARR-methode:
S: Wat was de SITUATIE? |
– Wat gebeurde er? – Wie waren erbij betrokken? – Waar speelde de situatie zich af? – Wanneer speelde deze situatie? |
T: Wat was je TAAK of rol? |
– Wat was je taak? – Wat was je rol? – Wat werd er van je verwacht? – Wat wilde je bereiken? – Wat verwachtte je van jezelf in die situatie? Wat vond je dat je moest doen? |
A: Welke ACTIE heb je ondernomen? |
– Wat deed jij? – Wat heb je gedaan? – Wat zei je? – Hoe was je aanpak? – Wat hielp je? – En toen? Wat belemmerde je? – Wat heb je vervolgens gezegd of gedaan? Hoe reageerde(n) de anderen? |
R: Wat was het RESULTAAT? |
– Wat kwam eruit? – Hoe is het afgelopen? – Wat was het resultaat van je actie? – Hoe vond je dat je het deed? – Wat was de invloed van jouw aandeel (van je actie) op het resultaat dat je wilde bereiken? |
R: Hoe is je REFLECTIE hierop? |
– Wat ging goed en wat kan beter? – Hoe vond je dat je het deed? – Was je tevreden met het resultaat? – Wat zou je de volgende keer anders doen? – Wat heb je daarvoor nodig? – Welke competenties zijn belangrijk om in te zetten? |
Hierin worden stellingen gegeven die situaties en werkzaamheden weergeven die passen bij het competentieniveau van het specifieke EVC-traject. Je geeft bij elke stelling op een schaal van 1 tot 5 aan in hoeverre de stelling op jou van toepassing is.